Apparaten in gebouwen worden steeds slimmer, thermostaten en censoren produceren doorlopend data. Monitoren op afstand wordt daarmee steeds gemakkelijker, ook het voorspellen van onderhoud. De installateur ontwikkelt zich in rap tempo van hands-on uitvoerder tot dataspecialist. Maar wat levert die eindeloze datastroom op voor zowel eindgebruiker als installateur?
Atze Boerstra is hoogleraar Building Services Innovation aan de Technische Universiteit Delft. Boerstra promoveerde in 2016 aan de TU Eindhoven op het onderwerp ‘Personal Control over Indoor Climate’. Een belangrijke conclusie uit zijn promotieonderzoek is dat een gebouwinstallatie alleen goed functioneert als niet de techniek centraal staat, maar de eindgebruiker. Daarbij gaat het om prestaties op het vlak van gezondheid, comfort, energie en milieu. Vanuit dat denkraam waarschuwt Boerstra voor een te eenzijdige focus op het verzamelen van data in de installatiewereld, en pleit hij ervoor om de eindgebruiker als uitgangspunt te (blijven) nemen.
“Vroeger monteerde de installateur een eenvoudige thermostaat, trok vervolgens een draadje naar de verwarmingsketel, en dat was het. Eens per jaar kwam hij kijken of alles nog goed werkte. Diezelfde installateur heeft nu de beschikking over een arsenaal aan geavanceerde apparatuur met sensoren die alles registreren. Nou kunnen meetdata best behulpzaam zijn. Maar ik vind dat we zijn doorgeschoten in het jagen op data. Soms lijkt het wel of het een doel op zich is geworden om zoveel mogelijk ingewikkelde apparaten te plaatsen die zoveel mogelijk data genereren. Daarbij overladen we de eindgebruiker met meetgegevens waar deze vaak helemaal niet op zit te wachten. Ik pleit ervoor om even goed pas op de plaats te maken en ons af te vragen: wat zijn we eigenlijk aan het doen, wat is het doel van al die data?”
Nou, wat is het doel van al die data?
“Vanuit het systeem gedacht zou het doel kunnen zijn om met zo laag mogelijk energieverbruik zoveel mogelijk gezondheidswinst en comfort te realiseren. Dat is een doel waar iedereen wel achter staat. De vraag daarbij is, lukt dat alleen door hele ingewikkelde dingen te doen? Natuurlijk, als een installateur lange termijnonderhoud doet gekoppeld aan prestatiecontracten, dan is het handig als die op afstand gegevens kan uitlezen en aansturen. Maar in veel gevallen kun je ook zonder gebruik van veel data het energieverbruik prima reduceren en tegelijk gezondheid en comfort optimaliseren. Bijvoorbeeld door voor robuuste, foolproof apparatuur te kiezen, afgestemd op de behoeften van de eindgebruiker, en door slimme setpoints en kloktijden te kiezen.
“De eindgebruiker wil helemaal geen tsunami aan data.
“Over de behoeften van de eindgebruiker bestaan allerlei romantische ideeën. De aanname is dat de eindgebruiker voortdurend op de hoogte wil worden gehouden of alle gebouwinstallaties het nog doen zoals bedoeld. Maar dat is louter de projectie van techneuten. Kijk, wij mensen werkzaam in de installatietechniek vinden het allemaal super interessant en belangrijk om in detail te weten of systemen wel optimaal functioneren, of je het maximale uit je hardware haalt. Maar een gemiddelde schooldirecteur of een gemiddelde bewoner die lekker thuis tv zit te kijken, die wil niet continu overladen worden met cijfertjes, die wil gewoon dat alles het doet en that’s it. Als er verder een alarmsignaal gegeven wordt als er iets mis is, dan vindt de gemiddelde eindgebruiker het allang best. Misschien dat deze een waarschuwing wil als de energierekening de pan uit rijst, maar daar houdt het wel zo’n beetje op.
“Installateurs moeten zich wat mij betreft meer richten op de echte klantbehoefte en minder op de techniek zelf. Geen data verzamelen omdat het kan, maar eerst de doelen en kernvragen helder hebben, vanuit de behoeften van de eindgebruiker. Vraag jezelf als installateur vooraf goed af: wat wil de eindgebruiker nou echt weten? Wat wil die wel en niet zien, bijvoorbeeld via een ‘eindgebruikers-interface’. Je moet dus een filter leggen over wat je kunt verzamelen aan data met wat de eindgebruiker wil. En daar zie ik het geregeld misgaan. Dat installateurs gebouwbeheersystemen aanleggen die een tsunami aan data produceren, maar dat de gebouwbeheerder zegt: wat moet ik hier nou mee?”
Wat zijn echt belangrijke data?
“Ik heb inmiddels een jaar of dertig ervaring met het doen van onderzoek in gebouwen waar binnenklimaatklachten zijn. Dan doe ik bijvoorbeeld in november een onderzoek, terwijl de klachten gaan over zowel afgelopen zomer als de vorige winter. Ik wil dan twaalf maanden kunnen terugkijken in het gebouwbeheersysteem om te kunnen zien wat het systeem gelogd heeft aan binnentemperaturen en CO2 concentraties. Dat lijkt me een hele simpele vraag. Maar juist die eenvoudige data zijn dikwijls niet beschikbaar. Hoe vaak wij niet in een gebouw onderzoek doen waar de data maar twee weken bewaard worden, in plaats van twaalf maanden. En ondertussen installeren we allerlei ingewikkelde aanvullende systemen en sensoren waarvan je je kunt afvragen of dat allemaal echt zinvol is. Maar juist zo’n hele basale vraag hoe het zit met setpointinstellingen en ruimtetemperaturen over een langere periode, dat is waar niet alleen ik als technicus echt behoefte aan heb, maar ook de gebouwbeheerder. Laten we eerst zorgen dat dit soort simpele dingen mogelijk zijn voordat we complexe systemen gaan installeren.”
Hebben installateurs een ander kennisniveau nodig door de digitalisering?
“Deels wel. Maar tegelijk zie je dat systemen steeds slimmer worden, en het aansturen en het uitlezen van data wordt steeds makkelijker. Zo zijn er leveranciers die woningventilatoren maken waarbij de toevoerventielen, dus de luchtinblaaselementen, zichzelf inregelen. De installateur kan dat programmeren met een smartphone op afstand. Vroeger moest je zo’n ventilator handmatig instellen en bijstellen, vaak op de meest onmogelijke plekken, verstopt boven een verlaagd plafond. Dat scheelt een boel tijd en gedoe.
“Dat gebruiksgemak geldt ook voor het voorspellen van onderhoud. Leveranciers ontwikkelen algoritmen waarmee ze de levensduur van hun apparaten in real life kunnen vaststellen. De installateur hoeft dan alleen nog maar op afstand een dashboard af te lezen om te weten wanneer het tijd is om bijvoorbeeld een onderdeel te vervangen. Apparaten worden nu nog vaak op de automatische piloot vervangen, waarbij je je kunt afvragen of dat nog past in de circulaire economie waar we met z’n allen naartoe willen. Installateurs kunnen vaak veel meer informatie halen uit de hardware dan ze gewend zijn, op grond waarvan ze kunnen besluiten om een apparaat wat later te vervangen, of juist eerder omdat er meer slijtage is door allerlei energiedoelstellingen.”
“Er zullen vast applicaties op de markt komen die veel training vergen van de installateur en tot frustraties en extra werk leiden. Maar ik geloof niet zo in applicaties waarvoor je eerst tien dagen op cursus moet. Het doel van slimme systemen voor de installateur moet zijn om in minder tijd meer te kunnen doen. Als het leren van systemen meer tijd kost dan wat de installateur vroeger deed – in de auto stappen en naar de klant toe rijden – dan zijn we verkeerd bezig. Mijn inschatting is dat de applicaties die intuïtief zijn en eenvoudig in het gebruik het juist ver zullen schoppen.“
Een aantal grote banken heeft voorspeld dat installateurs de hoofdaannemers in bouwprojecten zullen gaan worden. Is dat reëel?
“Ik heb dat ook gelezen. Maar dan onderschat je hoeveel er komt kijken bij bouwen, wat betreft milieuvergunningen, routing, brandveiligheid, onderhoud van gevels, vergunningen, overlast van de buurt, monumentenzorgeisen en meer. Dus of ik nou helemaal meega in die voorspelling weet ik niet. Je ziet wel grote aannemers die zelf wat meer gaan doen op installatiegebied, en omgekeerd installateurs die vanaf het begin betrokken zijn bij een bouwproject. Maar ik zie het nog niet zo snel gebeuren dat bouwkundig aannemers op korte termijn een soort onderaannemer gaan worden van de installateurs. Bouwen is zo’n totaal ander vak.”
Wat is dan wel de toekomst van de installateur in een datagedreven bouwwereld?
“Veel belangrijker dan het creëren van nog meer data vind ik het ontwikkelen van een proactieve houding ten opzichte van de klant. Wat je vaak ziet bij zowel installateurs als w-adviseurs is dat men vaak wacht tot de klant vragen gaat stellen. Ik zou hen willen uitdagen om voor de troepen uit te gaan lopen, en klanten te triggeren om vragen te stellen. Probleem daarbij is dat de aannemer de installateur vaak pas relatief laat in het proces betrekt. Dan is nog maar weinig ruimte om eens goed door te vragen bij de klant waarom deze een bepaalde toepassing wil, en wat de ambities zijn op het vlak van onder meer energiegebruik, comfort en circulariteit. Daar lopen veel installateurs tegenaan nu, en toch is dit iets dat volgens mij anders kan en anders moet.
“Werktuigbouwkundig adviseurs en installateurs moeten in een veel vroeger stadium samen aan tafel gaan zitten. Veel installateurs hebben tegenwoordig de kennis om op een fundamenteel niveau mee te kunnen denken. Dan kunnen deze partijen samen fundamentele beslissingen nemen die grote consequenties hebben voor zowel het energieverbruik als het comfort. Dat is in het belang van eindgebruiker. Installateurs krijgen die proactieve rol niet altijd toebedeeld. Maar ik nodig ze uit om daar creatief mee om te gaan, of zelfs expliciet te vragen om die rol. Als het gaat over toekomstige ontwikkelingen denk ik dat daar echt kansen liggen. Dan creëer je betere gebouwen met lager energieverbruik, meer comfort, en lagere exploitatiekosten.
“Tot slot wil ik installateurs uitdagen om zichzelf te blijven ontwikkelen. We leven in een tijd waarin heel veel te doen is: materiaalschaarste, personeelsschaarste, veel nieuwe technologie. Installateurs hebben vaak haast, rennen van het ene project naar het andere. Het risico daarbij is dat ze steeds hetzelfde installatie-concept toepassen, en dat ze op termijn gaan achterlopen. Innoveren gaat voor mij bovenal om het gebruik van nieuwe hardwaretoepassingen voor zaken die vroeger te duur waren of te ingewikkeld. Blijf scherp, blijf creatief, blijf innovatief. Creatieve oplossingen liggen soms meer aan de hardwarekant, soms meer aan de proceskant, en soms meer aan de ict-kant, maar laten we ons vooral niet blindstaren op alleen het realiseren van een datadriven society.”